1947: Hoe het allemaal begon
Het was 1947, vlak na de Tweede Wereldoorlog. In de hete zomer vond er een korte storm plaats, wat genoeg was om de tent van Machiel ‘Chiel’ de Waard te doen omwaaien. Een vriend van Chiel liet destijds weten dat hij nou eindelijk wel eens in iets wilde kamperen dat ‘…zou blijven staan als het een keer flink ging waaien!’.

1948: Zeilmakerij De Waard
Chiel heeft zijn ervaring met stoffen en doek opgedaan bij de Koninklijke Marine in Den Helder waar hij werkte als zeilmaker. Daarna startte hij zijn eigen atelier in Schagerbrug, Zeilmakerij De Waard. Samen met zijn vrouw Rie maakten zij vooral machinekamer-overalls, zonnezeilen, patroontassen, en nog veel meer dat met de naaimachine in elkaar gezet moest worden. Het idee voor de allereerste De Waard tent kwam toen Chiel in 1948 de eerste schetsen op papier zetten:
Wie het hem later ook vroeg, altijd weer vertelde Chiel dezelfde geschiedenis: ‘Geloof me, het basisidee van die tent heb ik al kort na de oorlog in vijftien minuten op de achterkant van een envelop ontworpen. Het Gouden Kwartiertje noem ik dat altijd’.
Het toverwoord bij het ontwerp was ‘stroomlijn’. Als er al een tent kon worden bedacht waarop de wind geen vat kon krijgen, dan moest het sowieso schuine wanden hebben. Net zoals dat majestueuze dak van de West-Friese stolpboerderij recht tegenover het atelier van Chiel. Maar zouden mensen er dan nog wel in kunnen staan? De envelop, het potlood en de inventiviteit van een voormalige zeilmaker der Koninklijke Marine. Binnen vijftien minuten was de klus geklaard. Althans op papier. In de praktijk – en hier wijkt het sprookje af van de waarheid – verliep alles een stuk moeizamer.

Proberen, proberen en nog eens proberen
De eerste bruikbare Albatrossen waren van Amerikaans katoen. Dit materiaal werd destijds gebruikt als verpakkingsmateriaal voor de levensmiddelen bij die luchtbrug die de Amerikanen hadden opgezet tussen het westen en West-Berlijn, tijdens de koude oorlog in 1948. De stof was loodzwaar, moeilijk te verwerken en verre van waterdicht. ‘Smeren we er toch zeker een was-emulsie op?’, bedacht Chiel de Waard, nooit voor een gat te vangen.
Zoon Piet de Waard: ‘Ik was een jaar of tien en ik stond de hele zondagen te smeren, samen met mijn broer en mijn zus. Lekken deed-ie niet meer, maar je had zo ongeveer een hijskraan nodig om hem op te zetten, zo zwaar werd alles’. Toch beviel de tent uitstekend: ‘Daar moet je mee doorgaan, met dat idee van schuine wanden’, zei wederom diezelfde vriend die al eerder het idee opperde voor een stormvaste tent. ‘Ik weet trouwens nog wel een paar kopers die interesse hebben’, voegde hij eraan toe.

1950: Proeftuin De Lepelaar
Chiel huurde (later kocht) een stuk duinterrein in Noord-Holland, waar hij in 1950 de camping De Lepelaar begon. Naast het kamperen gebruikte hij het ook als laboratorium. Als de tenten van Chiel het op deze plek, tussen de lage duintjes een hele zomer het zouden uithouden, dan hielden ze het overal uit.
Het ingenaaide grondzeil
Een ware vondst van Chiel de Waard was ongetwijfeld het ingenaaide grondzeil. Zijn zoon Piet: ‘Dat is eigenlijk uit nood geboren. Als het in de jaren vijftig op onze camping De Lepelaar flink regende, stond iedereen geultjes om zijn tentje heen te graven om overstroming tegen te gaan. Maar mijn vader moest aan het einde van het seizoen het terrein weer in de originele staat terugbrengen. Dus na het kampeerseizoen stonden wij met het hele gezin dagen al die kuilen en geultjes dicht te gooien, de boel te egaliseren en nieuw helmgras aan te planten. Een verschrikkelijk werk. ‘We moeten zien dat we dat geultjes graven overbodig maken’, zei mijn vader op een zekere dag. En zo bedacht Chiel het ingenaaide kuipgrondzeil.

1955: De drukte op De Lepelaar nam toe
Na eindeloos experimenteren – schuine wanden, nóg schuinere wanden, korte stok, lange stok, los grondzeil, vast grondzeil, en ga zo maar door – kreeg de Albatros zijn definitieve vorm. Ondertussen werd het op zijn camping de Lepelaar ook steeds drukker. Onder andere vanwege de spannende folderteksten, die ook van Chiel zijn hand kwamen:
‘Na een duinwandeling van plusminus 15 minuten bereikt u het Noordzeestrand. Dat strand is geheel vrij! Voor hen, die daarvan gebruik wensen maken, bestaat er gelegenheid tot ontkleden’.
Tja, welke gezonde Nederlander wilde – na dát gelezen te hebben – niet een weekje kamperen op De Lepelaar!

1958: De opmars van de Albatros
Op de camping De Lepelaar begonnen de tenten van de Waard aan hun opmars. Hier vielen ze – tussen al die andere, vierkante en in de wind bibberende tenten – voor het eerst op. In de eerste plaats door hun strakke piramidevorm en in de tweede plaats vanwege het feit dat ze onder zo goed als alle omstandigheden overeind bleven staan. Zelfs in de krachtige zomerstormen gaven de allereerste Albatrossen geen krimp.
De namen van de tenten
Albatros, Lepelbaar, Zilvermeeuw, Goudplevier, Tureluur, Mantelmeeuw, Stern, Kapmeeuw, Bergeend, Kluut, Visdief, Watersnip, Strandloper, Wulp, Zeekoet, Smient, Oeverloper, Dwergmeeuw, Bosruiter, Zeearend, Koningsstern, Kleine Burgemeester, Kuifeend, Jan van Gent, Scholekster, Alk…
Piet de Waard: ‘Als je dat allemaal achter elkaar zet… een nogal lang rijtje inderdaad. De meeste van onze tenten kregen vogelnamen. Mijn vader is daar al in de jaren vijftig mee begonnen en ik vind het een prachtige traditie’.

1960: De 'roaring' sixties
Na de langzamere jaren vijftig, braken the roaring sixties aan. De start van een periode waarbij de jongeren in Nederland uit hun dak zouden gaan: bordeelsluipers, stijf gesteven petticoats, lang haar, zonder helm (want dat hoefde toen nog niet) met de Vespa naar de disco scheuren, pilsjes van zestig cent drinken in het café, én: wilde kampeervakanties.
Piet de Waard: ‘Ik herinner me nog dat er rond 1963 zo’n enorm grote vraag ontstond naar vooral de Albatros, dat we toen in maart op de beurs Goed Kamp een bord moesten plaatsen met dat de tenten pas volgend seizoen geleverd konden worden. Maar dat maakte de mensen niets uit. De mensen bleven in de rij staan voor een De Waard. Toen heeft mijn vader het besluit genomen voorlopig niet meer naar tentoonstellingen te gaan’. Wat ook niet hielp. Eén flinke zomerstorm die complete daken als herfstbladeren van de zomerhuisjes blies en die de caravans op hun wielen deed schudden, of de telefoon in Schagerbrug stond alweer roodgloeiend. Omdat een Zilvermeeuw, die bovenop een duintop stond, tot ieders verbazing geen krimp had gegeven. Net zoals trouwens een Albatros die op hetzelfde strand stond. ‘Ach meneer, lever mij ook zo’n tent’.
‘Daar kon je vroeger dus je klok op gelijk zetten’, legt Piet uit. ‘Als het tijdens een zomervakantie flink had gewaaid op de eilanden, kwamen veel van die ‘daklozen’ op de terugweg in Schagerbrug langs om een tent te bestellen. De Waard-tenten werd een bijna magisch begrip’.

'De Rolls Royce onder de tenten'
Dat een ‘De Waard’ vaak de ‘Rolls Royce onder de tenten’ wordt genoemd, stoort Piet de Waard niet echt. Maar hij vindt het wel onterecht. Piet, met een licht ironische glimlach op de lippen, vertelt: ‘Een Rolls Royce is voor een gewoon mens niet te betalen’.
1971: Eens een De Waard-kampeerder…
Op het moment dat ze je producten gaan namaken, weet je dat je succes hebt. Maar tegelijkertijd kan dat erg vervelend zijn. De eerste namaak-De Waard verscheen aan het begin van de jaren zeventig. Chiel schakelde de rechter in, en won. De namaak-versie leek te veel op de Albatros en moest uit de handel worden gehaald. Maar als snel dook er een tweede imitatie op, en een derde, en een vierde…
Piet de Waard: ‘Het was niet meer tegen te houden. Maar omdat er bij alleen een echte De Waard ook een label van De Waard opstaat, bleven bestaande klanten trouw aan De Waard’. Sterker nog, de klantenkring breidden zich uit: ‘Destijds merkte je dat onze tenten al lang niet meer alleen vanwege de kwaliteit werden gekocht. Het gaat nu ook om mensen met gevoel voor mooie dingen. Vormgevers, architecten, creatieve mensen met een sportieve inslag. En natuurlijk jongeren die vroeger met hun ouders in een Zilvermeeuw of een Albatros kampeerden. Die willen nu zelf een De Waard-tent hebben.
Eens een De Waard-kampeerder, altijd een De Waard-kampeerder!

1980: Ongekende groei
De verkoop van de tenten trok gigantisch aan. Zelfs in de woonkamer werden de tenten gestikt. Al snel werd de vestiging in Schagerbrug te klein. Daarom werd er in het Brabantse Uden een nieuw fabriek gebouwd. Oprichter Machiel is helaas in het voorjaar van 1982 overleden. Maar de groei zette door, en in 1986 werd er een derde vestiging geopend in Heerde.

De opkomst van de vario-luifel
Het is inmiddels een bekend product in kampeerwereld, maar in 1995 was het revolutionair: de vario-luifel, getekend door Piet de Waard zelf. Een bijzonder verhaal: Piet kreeg de opdracht van een externe klant om een tent te ontwerpen. Hij tekende drie modellen, maar het model De Lepelaar – met de nieuw bedachte vario-luifel en vernoemd naar zijn camping – vonden ze bij De Waard zó’n goed model dat ze besloten deze tent zelf te ontwikkelen. De luifel bleek een groot succes, want het zorgde ervoor dat er meer buiten de tent konden worden gekampeerd. Het zal je dan ook niet verbazen dat er vrijwel geen tent meer wordt verkocht zónder vario-luifel…

2000: De overname van De Waard
Tijdens het 50-jarig jubileum in 1998 besloot Piet de Waard dat hij het bedrijf wilde overdragen. Zijn twee dochters die – ondanks dat ze redelijk internationaal zijn ingesteld – wilde het bedrijf niet overnemen. Een goede andere opvolger in de organisatie diende zich ook niet aan. Piet: ‘Bovendien moet je, als je wat ouder wordt zoals ik, oppassen dat je geen remmende factor wordt in je eigen bedrijf’.
Twee jaar later werd het bedrijf dan ook verkocht aan De Vrijbuiter: ‘Zij hebben de kennis om ons bedrijf verder uit te bouwen. Ik blijf zelf nog een paar jaar actief, daarna ga ik me meer toeleggen op de camping die we hebben in Zuid-Frankrijk’, zo schetste Piet zijn toekomstplannen in 2000.
Sinds de overname door Vrijbuiter heeft De Waard een bijzondere ontwikkeling doorgemaakt. Naast het openen van verkooppunten in Roden, Heerhugowaard, Gouda, Roermond, Zaandam, en het sponsorschap van het Nederlandse Dakar Rally team, zijn ook de tenten meegegroeid en verder ontwikkeld – met behoud van de kwaliteitseisen waar De Waard bekend om staan. We pikken er drie bijzondere ontwikkelingen uit:
1. De tunneltent: vloeken in de kerk
Zo heeft De Waard in 2011 zijn eerste tunneltent ontwikkeld. ‘Uniek, want het was de allereerste tunneltent van katoenen doek’, vertelt Pé Bouwman, sinds 1986 actief voor De Waard. ‘Een kwaliteitstent volgens de eisen van De Waard en met alle voordelen van het katoenen doek: ademend, duurzaam en stormvast’. Hoewel menig De Waard-liefhebber de tunneltent helemaal niks vond – wat ergens te begrijpen is, want het mist de kenmerkende lijnenspel – bleek het een schot in de roos. Voornamelijk vanwege de ruimte die dit model biedt. Pé: ‘Onze eerste goede tunntent was de Velduil. Erg sterk, en daardoor gewild op eilanden waar het weer nog wel eens tekeer wil gaan’. Dat maakt de tent erg populair – naast Nederlanders vooral bij onze Duitse buren.
2. Eén tint grijs…
Toen Chiel de Waard bezig was met het ontwerp wilde hij dat de tent opging in de omgeving, waardoor hij onder andere koos voor een beige kleur. In 2012 stonden er in de showroom bij de tent De Grote Bonte Specht twee stoeltjes van Byer of Maine. ‘Gemaakt van prachtig esdoornhout en bekleed met antraciete stof’ vertelt Pé. ‘Exact die antraciete kleur stond erg mooi bij de tenten, vonden ik en mijn collega Jan Modderman’. En zo werd de eerste De Waard tent gemaakt met een antraciete kleur – en later volgde ook de rest van de branche…
3. De Staartmees: de Tesla van de tenten
In 2017 ontstond het idee om een concept-tent (zoals concept cars) te maken met alle moderne en nieuwe techniek erin. Pé Bouwman ging om de tekentafel zitten en maakte het eerste ontwerp van de Staartmees: ‘Het model is uniek vanwege diverse elementen. Zo biedt het dakraam de mogelijkheid om lekker vanaf je bed naar de sterrenhemel te kijken, en overdag komt er lekker veel licht binnen. De ramen zijn gemaakt van UV-bestendige PVC. En als er te veel licht binnenkomt, kun je de slaapcabine eenvoudig donker maken met het verduisterende hemeltje, dat tevens een isolerende werking heeft’, legt Pé uit. Prettig voor de koudere nachten dus. ‘Daarnaast zit er een achterdeurtje in zodat je een extra ingang hebt, de tent goed kunt luchten en ook door de achteruitgang kunt wegkijken’.
Met gepaste trots kijkt Pé terug op dit project, afkomstig van zijn hand: ‘Inmiddels zie ik deze tentjes over de hele wereld staan. Ik kan er enorm van genieten dat ik ze gewoon in Japan voorbij heb zien komen. Voor mij één van de hoogtepunten in die 36 jaar dat ik hier werk’, glimlacht hij enthousiast.

2018: Herstart De Waard
In 2018 is De Waard overgenomen door de Sunshine Group en zijn alle locaties van bijeengekomen in een prachtig nieuw pand in Hattem om nieuwe ambities te verwezenlijken:
Consumenten van over de hele wereld weten ons steeds beter te vinden’, vertelt huidig directeur Willem Wagenaar, al vanaf 2000 actief voor De Waard. ‘Vanwege corona hebben veel mensen namelijk de romantiek van het kamperen opnieuw ontdekt. De gezelligheid, gevoel van vrijheid en de verbondenheid met de natuur spreekt veel mensen aan’. Daarbij weet De Waard inmiddels ook een nieuwe doelgroep te bedienen die ook deze wensen hebben, én de voorkeur voor een huur accommodatie met meer gemak en comfort. Op (natuur)campings kunnen zij terecht in onze nieuwe serie modellen zoals de Big Oak, Round Holly, of de Giant Fir. Eens een De Waard-kampeerder, altijd een De Waard-kampeerder, maken we zo voor veel meer mensen bereikbaar!
‘Momenteel genieten we enorm van het nieuwe pand en het nieuwe avontuur wat we zojuist gestart zijn’, vult Willem aan. ‘We kijken er enorm naar uit om de komende jaren meer mensen het plezier te laten ontdekken van een vakantie middenin de natuur, in een duurzame tent met een vertrouwd gevoel van veiligheid én vrijheid’.
